Haar vader, Samuel Parris, was een predikant van de Salem Church. Haar moeder Elizabeth stierf een paar jaar na de rechtszaken. Ze had een oudere broer, Thomas, en een jongere zus, Susannah. In zijn huishouden woonden ook zijn verweesde nicht Abigail Williams, en een getrouwd slavenechtpaar, Tituba en John Indian. Zij woonden in Salem sinds 1688, toen Samuel uit Boston werd geroepen als nieuwe predikant in de stadskerk.
In februari 1692 verdwenen de 9-jarige Betty, de 11-jarige Abigail en andere meisjes voor korte perioden om in het geheim oude waarzegmethoden te beoefenen, zoals het venuskijkglas: het wit van een ei in een glas water gieten en te weten komen in welke vorm het hun toekomst zou aannemen of de naam of het uiterlijk van de toekomstige echtgenoot. Een van de meisjes meende de gestalte van een doodskist te zien, en ze werden erg bang.
Kort daarna begon Betty zich abnormaal te gedragen: ze kroop onder stoelen, klaagde over koorts, blafte als een hond en gilde van de pijn terwijl ze zich in onmenselijke houdingen kronkelde. Na Betty’s eerste symptomen, begon Abigail ook symptomen te vertonen. Dominee Parris probeerde hen te genezen met gebed en huismiddeltjes, maar ze verbeterden niet. Hij vroeg arts William Griggs en dominee John Hale om een diagnose. Beiden waren het er over eens dat het hekserij was. Modern onderzoek zal concluderen dat dit episoden van epilepsie waren, hysterie en stress, of eenvoudige grappen om de verveling te verlichten. Anderen denken dat het hallucinaties waren, veroorzaakt door een ergotvergiftiging. Andere vrienden van Betty en Abigail begonnen dezelfde aanvallen te krijgen. Griggs kon alleen vaststellen dat alle slachtoffers meisjes waren. Hierdoor konden de dorpelingen het in verband brengen met hekserij, aangezien men geloofde dat heksen graag minderjarigen kwelden. Een buurvrouw, Mary Sibley, raadde aan een “heksentaart” te bakken om uit te vinden of dit het geval was. Zij instrueerde Tituba hoe het te bereiden door roggemeel te mengen met de urine van de slachtoffers en het aan een hond te voeren. Als het dier soortgelijke symptomen vertoonde, zou er sprake zijn van hekserij.
Betty beschuldigde Tituba er vervolgens van een van de “boze handen” te zijn die haar knepen. Terwijl de slaaf werd ondervraagd, beschuldigden andere slachtoffers, Ann Putnam, Jr. en Elizabeth Hubbard, ook Sarah Osborne en Sarah Good. Nadat ze door haar meester Samuel Parris was geslagen, bekende Tituba dat ze een heks was en beschuldigde Osborne en Good er ook van heksen te zijn.