§378-2.5 Werkgever onderzoekt veroordeling record. (a) Onder voorbehoud van subsectie (b), kan een werkgever informeren naar en rekening houden met iemands strafblad met betrekking tot aanwerving, beëindiging, of de voorwaarden, bepalingen of privileges van de werkgelegenheid; op voorwaarde dat het strafblad een rationeel verband met de taken en verantwoordelijkheden van de positie heeft.
(b) Onderzoek en overweging van veroordelingsdossiers voor aspirant-werknemers zal alleen plaatsvinden nadat de aspirant-werknemer een voorwaardelijk aanbod tot tewerkstelling heeft ontvangen, dat kan worden ingetrokken indien de aspirant-werknemer een veroordelingsdossier heeft dat een rationeel verband heeft met de plichten en verantwoordelijkheden van de functie.
(c) In deze sectie wordt onder “veroordeling” verstaan een uitspraak van een bevoegde rechtbank dat de beklaagde een misdrijf heeft gepleegd, met uitzondering van definitieve vonnissen die uit hoofde van sectie 571-84 vertrouwelijk moeten zijn; met dien verstande dat de werkgever rekening mag houden met het veroordelingsverleden van de werknemer binnen een periode die niet langer mag zijn dan de meest recente tien jaar, perioden van hechtenis niet meegerekend. Indien de werknemer of toekomstige werknemer beweert dat de periode van opsluiting korter was dan wat is vermeld in het veroordelingsregister van de werknemer of toekomstige werknemer, stelt de werkgever de werknemer of toekomstige werknemer in de gelegenheid bewijsstukken te overleggen van een datum van invrijheidstelling om een periode van opsluiting vast te stellen die korter is dan de straf die is opgelegd voor de veroordeling van de werknemer of toekomstige werknemer.
(d) Niettegenstaande subsecties (b) en (c), zijn de eis dat onderzoek naar en overweging van het veroordelingsverleden van een aspirant-werknemer alleen mag plaatsvinden nadat de persoon een voorwaardelijk werkaanbod heeft ontvangen, en de beperking tot de meest recente periode van tien jaar, exclusief de periode van detentie, niet van toepassing op werkgevers die uitdrukkelijk zijn toegestaan om te informeren naar het strafrechtelijk verleden van een persoon voor werkgelegenheidsdoeleinden krachtens enige federale of staatswet anders dan subsectie (a), met inbegrip van:
(1) De staat of een van zijn afdelingen, politieke onderverdelingen, of agentschappen krachtens secties 78-2.7 en 831-3.1;
(2) Het departement van onderwijs krachtens sectie 302A-601.5;
(3) Het departement van gezondheid met betrekking tot werknemers, verstrekkers, of onderaannemers in posities die hen in direct contact brengen met cliënten bij het verstrekken van niet-getuigen directe geestelijke gezondheidsdiensten krachtens sectie 321-171.5;
(4) De rechterlijke macht ingevolge sectie 571-34;
(5) De provincies ingevolge sectie 846-2.7;
(6) Gewapende veiligheidsdiensten ingevolge sectie 261-17(b);
(7) Aanbieders van een tehuis voor ontwikkelingsgehandicapten ingevolge sectie 333F-22;
(8) Particuliere scholen ingevolge secties 302C-1 en 378-3(8);
(9) Financiële instellingen waarvan de deposito’s zijn verzekerd door een federale instantie die rechtsbevoegdheid heeft over de financiële instelling overeenkomstig sectie 378-3(9);
(10) Opsporingsdiensten en bewakingsdiensten overeenkomstig secties 463-6(b) en 463-8(b);
(11) Werkgevers in het verzekeringswezen overeenkomstig sectie 431:2-201.3;
(12) Werkgevers van personen of toezichthouders van personen die verantwoordelijk zijn voor het screenen van passagiers of goederen krachtens 49 U.S.C. §44901 of personen met onbegeleide toegang tot een luchtvaartuig van een luchtvaartmaatschappij of buitenlandse luchtvaartmaatschappij of in een beveiligde zone van een luchthaven in de Verenigde Staten overeenkomstig 49 U.S.C. §44936(a);
(13) Het departement van de menselijke diensten overeenkomstig secties 346-97 en 352-5.5;
(14) Het openbare bibliotheeksysteem overeenkomstig sectie 302A-601.5;
(15) Het departement van openbare veiligheid ingevolge sectie 353C-5;
(16) De raad van bestuur van een coöperatieve woningbouwcorporatie of de beheerder van een coöperatief woningbouwproject ingevolge sectie 421I-12;
(17) De raad van bestuur van een vereniging van eigenaren ingevolge hoofdstuk 514A of 514B, of de beheerder van een condominiumproject ingevolge sectie 514A-82.1 of 514B-133; en
(18) Het departement van gezondheid ingevolge sectie 321-15.2.