Planten hebben zonlicht nodig voor een proces dat we fotosynthese noemen. Planten zijn wat we autotrofen noemen, wat betekent dat ze zelfvoedend zijn. Ze maken in principe hun eigen voedsel of energie om te groeien.
Planten die fotosynthese gebruiken, nemen kooldioxide uit de lucht op, brengen water uit de wortels naar boven, en gebruiken zonlicht als energiebron om suiker uit water en kooldioxide te maken.
Planten bevatten een molecuul dat chlorofyl wordt genoemd, en het chlorofyl is wat het zonlicht absorbeert. Het chlorofyl absorbeert rood en blauw licht, en ze reflecteren groen licht. Dat is de reden waarom als je kijkt naar planten, ze groen lijken voor onze ogen.
Dat chlorofyl absorbeert het zonlicht en exciteert elektronen, en het elektron is wat wordt gebruikt om de suikers of voedsel voor de plant te creëren.
Sommige planten bevatten geen chlorofyl. Er is een plant genaamd de spookplant, en het ziet er wit uit. Hij heeft geen chlorofyl. In plaats daarvan is het een parasiet die andere planten leegzuigt voor voeding en energie.
Sommige planten kunnen overleven in omstandigheden met zeer weinig licht. Als je denkt aan donkere regenwoudtoppen, zijn er planten die in die omgeving groeien. Ze hebben evolutionaire aanpassingen om deze omgevingen met weinig licht aan te kunnen, waaronder het maken van brede, dunne bladeren om zoveel mogelijk zonlicht op te vangen.
Maar in principe als een plant groen is, heeft hij op een gegeven moment zonlicht nodig om te groeien. Anders kan hij niet overleven.