Volledig Beknopt
Hoofdstuk Inhoud
De psalmist klaagt over de goddeloosheid van de goddelozen. (1-11) Hij bidt tot God om te verschijnen voor de verlichting van zijn volk. (12-18)
Commentaar op Psalm 10:1-11
(Lees Psalm 10:1-11)
Gods onttrekkingen zijn zeer smartelijk voor zijn volk, vooral in tijden van benauwdheid. Wij staan ver van God af door ons ongeloof, en klagen dan dat God ver van ons afstaat. Hartstochtelijke woorden tegen slechte mensen doen meer kwaad dan goed; als wij over hun slechtheid spreken, laat het dan tot de Here zijn in gebed; Hij kan hen beter maken. De zondaar roemt trots op zijn macht en succes. Goddelozen zoeken God niet op, dat wil zeggen, zij roepen Hem niet aan. Zij leven zonder gebed, en dat is leven zonder God. Zij hebben vele gedachten, vele voorwerpen en plannen, maar denken in geen daarvan aan de Heer; zij onderwerpen zich niet aan zijn wil, noch streven naar zijn heerlijkheid. De oorzaak hiervan is hoogmoed. De mensen denken dat het beneden hun stand is om godsdienstig te zijn. Zij zouden niet alle wetten van rechtvaardigheid en goedheid jegens de mens kunnen overtreden, indien zij niet eerst alle besef van godsdienst hadden afgeschud.
Commentaar op Psalm 10:12-18
(Lees Psalm 10:12-18)
De psalmist spreekt met verbazing, over de goddeloosheid van de goddelozen, en over het geduld en de verdraagzaamheid van God. God bereidt het hart voor op het gebed, door heilige begeerten te ontsteken en ons allerheiligst geloof te versterken, de gedachten te fixeren en de genegenheden op te wekken, en dan neemt Hij het gebed genadig aan. De voorbereiding van het hart is van de Heer, en wij moeten Hem erom vragen. Laat de arme, bedroefde, vervolgde of verzochte gelovige bedenken, dat Satan de vorst van deze wereld is, en dat hij de vader is van alle goddelozen. De kinderen Gods kunnen geen vriendelijkheid, waarheid of gerechtigheid verwachten van zulke personen die de Heer der heerlijkheid gekruisigd hebben. Maar deze eens lijdende Jezus regeert nu als Koning over de gehele aarde, en aan Zijn heerschappij zal geen einde komen. Laten wij ons aan Hem toevertrouwen, ootmoedig vertrouwend op Zijn barmhartigheid. Hij zal de gelovige redden van elke verzoeking, en de arm van elke goddeloze onderdrukker breken, en Satan spoedig onder onze voeten vermorzelen. Maar in de hemel alleen zullen alle zonde en verzoeking worden buitengesloten, hoewel de gelovige in dit leven een voorsmaak heeft van bevrijding.