De eenvoudigste manier om een eigenschap als lengte te bekijken, is de populatievariantie in die eigenschap te ontleden in genetische en omgevingscomponenten:
V_totaal = V_genetisch + V_omgeving.
(Echt, dit is een oversimplificatie. Er zullen ook effecten zijn als dominantie en epigenetica, alsmede gen-omgeving-interacties, maar voorlopig houden we ons aan dit naïeve model.)
Er zijn een paar manieren om dit te meten, maar de meest voor de hand liggende is een tweelingenstudie. Je kunt eeneiige tweelingen (die dezelfde omgeving en hetzelfde DNA delen) vergelijken met broederlijke tweelingen (die dezelfde omgeving delen, maar die gemiddeld in slechts 50% van hun genen identiek zijn). Het verschil in eigenschap tussen deze twee scenario’s kan worden gebruikt om een schatting voor V_genetic te geven, en V_environment is gewoon het verschil tussen V_total en V_genetic.
Dus, we doen dit met menselijke lengte en (afhankelijk van welke studie je bekijkt) V_genetic ~= .8(V_totaal), oftewel genetica verklaart ongeveer 80% van de menselijke variatie in lengte.
Merk op dat in een studie waarin werd geprobeerd te bepalen welke specifieke loci verantwoordelijk waren voor de menselijke lengtevariatie, er ongeveer 180 werden geïdentificeerd; deze verklaarden (in totaal) ongeveer 10% van de variatie. Dit betekent dat er op genetisch niveau veel aan de hand is dat de lengte beïnvloedt en dat we niet helemaal begrijpen.
Om op uw vraag terug te komen: Als de eeneiige tweelingen inderdaad identiek zijn (broertweelingen worden soms ten onrechte als identiek aangemerkt), en als inderdaad hun omgeving identiek is (in de praktijk zullen ze niet helemaal identiek zijn, maar als ze in hetzelfde gezin opgroeien, zullen de verschillen waarschijnlijk klein zijn), dan zullen ze ongeveer dezelfde lengte hebben. Als (bijvoorbeeld) de tweeling bij de geboorte gescheiden wordt, is het mogelijk dat verschillen in stress in de kindertijd (zoals ziekte) de groei van de ene tweeling belemmeren of dat een ruime voeding de groei van de andere tweeling bevordert. (Er is een sterke correlatie tussen melkinname en lengte, om maar een voorbeeld te noemen). Een verschil van 15 cm is onwaarschijnlijk maar mogelijk.
Beschouw deze foto van een Amerikaanse soldaat (links), een Zuid-Koreaanse soldaat (rechts), en een Noord-Koreaanse soldaat (midden) als een anekdotisch bewijs van hoe het milieu een kwantitatieve eigenschap als de menselijke lengte kan beïnvloeden; omdat de omstandigheden in Noord-Korea zeer slecht zijn, zijn ze meestal zo’n 15 cm korter dan hun Zuid-Koreaanse verwanten.