Laten we het in godsnaam over meiose en mitose hebben. Die zijn heel belangrijk. MITOSIS: is de ontwikkeling van nieuwe cellen. De fasen zijn: profase, metafase, anafase en telofase. In de profase condenseert het chromatine en rolt zich op. Er ontstaan dikke strengen DNA, gewikkeld rond eiwitten, die chromosomen zijn. De microbuisjes blijven aan elkaar zitten en lijken op een X op een chromatide. In de metafase hechten de chromatiden zich aan de microtubuli in het midden van de kern. In de interfase repliceren de centrosomen en het DNA zich om zich klaar te maken voor de deling. Dit is de niet-delende fase. De volgende is de anafase. Het is de motor proteïne die uit elkaar trekt en chromosomen splitsen terug naar hun individuele zelf. Tenslotte, de Telofase. De nieuwe celstructuren worden gereconstrueerd. De deling tussen twee nieuwe cellen wordt een splitsing genoemd. Nu worden er twee nieuwe cellen geproduceerd die elk 46 chromosomen hebben. MEIOSIS: is wanneer een gespecialiseerde diploïde cel zich tweemaal in tweeën splitst om 4 verschillende cellen te creëren die verschillend zijn. Dit omvat Profase 1, Metafase 1, Anafase 1, Profase 2, Metafase 2, Anafase 2, en Telafase 2. In Profase 1 vindt crossover en recombinatie plaats. Elk chromosoom verschilt iets van zijn ouders. Het vrouwtje is XX, het mannetje XY. Metafase 1 is wanneer elk chromosoom lijn aan zijn homologe paar partner die al een paar genen uitgewisseld. Dan volgt Anafase 1, waarin het homologe paar uit elkaar wordt getrokken en naar beide uiteinden van de cel migreert. Dan volgt Prophase 2, het DNA klontert weer samen en de microtubels worden weer op hun plaats gezet. Dan volgt Metafase 2, de chromosomen worden in het midden van de cel uitgelijnd. Anafase 2 treedt op en de chromatiden worden uit elkaar getrokken tot afzonderlijke afzonderlijke chromosomen. Tenslotte is er Telofase 2 en gaat het over in een splitsing. Haploïde cellen hebben de helft van een volledige set chromosomen.